






| |
Standaardinstellingen
Microsoft® Windows® Small Business Server 2003 is speciaal ontworpen voor
kleine bedrijven. De standaardinstellingen van Setup zijn dan ook specifiek
gericht op een klein bedrijfsnetwerk. Zie het gedeelte 'Server installeren en
configureren' voor meer informatie.
Windows Small Business Server 2003 bevat bovendien hulpprogramma's waarmee
clientcomputers met Microsoft® Windows® XP Professional of Windows 2000
Professional automatisch kunnen worden geconfigureerd op basis van aanbevolen
werkwijzen voor het kleine bedrijfsnetwerk. Raadpleeg 'Clientconfiguratie'
verderop in deze bijlage voor meer informatie.
Server installeren en configureren
In dit gedeelte worden de configuratiebewerkingen beschreven die tijdens
Setup worden uitgevoerd op basis van aanbevolen werkwijzen voor het kleine
bedrijfsnetwerk.
Opmerking
-
Voor een aantal instellingen die tijdens Setup worden geconfigureerd,
moet u de taak Verbinding maken met internet in de Takenlijst
uitvoeren. Deze taak verschijnt aan het einde van Setup. Wanneer u deze taak
start, wordt de wizard E-mail en Internet-verbinding configureren geopend.
Lokale netwerkadapter
Tijdens de installatie van het besturingssysteem worden gedetecteerde
netwerkadapters ingeschakeld en geconfigureerd voor gebruik met TCP/IP
(Transmission Control Protocol/Internet Protocol). Als onderdeel van de
configuratie van het besturingssysteem selecteert u de netwerkadapter die wordt
gebruikt om het systeem met het lokale netwerk (dit wordt ook het particuliere
of interne netwerk genoemd) te verbinden. Vervolgens geeft u een statisch
IP-adres op (de standaardwaarde in Setup is 192.168.16.2). U moet een statisch
IP-adres voor de lokale netwerkadapter van de server opgeven omdat de server
netwerkservices verzorgt waarvoor het IP-adres hetzelfde moet blijven.
Opmerking
Systeemstation met NTFS-indeling
Windows Small Business Server 2003 vereist dat het systeemstation is
geformatteerd met het NTFS-bestandssysteem. Voor onderdelen als Active
Directory® en Microsoft® Exchange Server 2003 moet een NTFS-partitie worden
gebruikt. Het is ook raadzaam alle stations en partities te formatteren als
NTFS.
Tijdens Setup worden schijfquota ingeschakeld zodat u de hoeveelheid
schijfruimte kunt controleren en bepalen die wordt gebruikt door afzonderlijke
gebruikers. Aan elke gebruiker wordt 1 GB (gigabyte) schijfruimte toegewezen.
Voor beheerders geldt geen limiet voor schijfquota. Zie Help en ondersteuning
voor informatie over het wijzigen van schijfquota (nadat Setup is voltooid).
Het gebruik van een NTFS-station biedt onder meer de volgende voordelen:
-
Verbeterde schaalbaarheid naar grote stations. De maximale grootte van
partities of volumes voor NTFS is veel groter dan voor FAT (File Allocation
Table). Anders bij FAT gaan de prestaties bij NTFS niet achteruit wanneer
grotere volumes en partities worden gebruikt.
-
Machtigingen kunnen voor afzonderlijke bestanden worden ingesteld, niet
uitsluitend voor mappen.
-
Bestandscodering, een functie waarmee u de veiligheid van het netwerk
sterk kunt verbeteren.
-
Registratie in logboeken van schijfactiviteiten, zodat gegevens in geval
van een stroomstoring of andere systeemproblemen kunnen worden teruggezet
via NTFS.
-
Verspreide bestanden; dit zijn zeer grote bestanden die op zo'n manier
door toepassingen zijn gemaakt dat ze slechts een beperkte hoeveelheid
schijfruimte innemen. NTFS wijst alleen schijfruimte toe aan de opgeslagen
gedeelten van een bestand.
Active Directory
Tijdens de configuratie van het besturingssysteem door Setup wordt Active
Directory geïnstalleerd en wordt de computer gepromoveerd tot domeincontroller.
Hierbij wordt uw Windows Small Business Server-domein gemaakt.
Active Directory is een directory-service waarin informatie wordt
gecatalogiseerd over alle objecten (gebruikers, groepen, clientcomputers,
enzovoort) in een netwerk. Deze informatie wordt verspreid in het netwerk. Via
Active Directory krijgen netwerkgebruikers toegang tot toegestane bronnen overal
in het netwerk, terwijl ze zich maar één keer hoeven aan te melden. Active
Directory maakt het ook mogelijk om informatie over deze afzonderlijke bronnen
op een consistente manier te benoemen en te beschrijven, op te sporen, te
openen, te beheren en te beveiligen. Bovendien helpt het beheerders bij het
uitvoeren van beheertaken, dankzij de gestandaardiseerde, logische weergave van
de netwerkorganisatie en de bijbehorende bronnen.
Active Directory is een vereiste voor het installeren van diverse
servertoepassingen. Wanneer Active Directory tijdens Setup wordt geïnstalleerd
en geconfigureerd, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
Het interne (lokale) domein wordt gemaakt aan de hand van de
standaardwaarde naam_organisatie.local. Spaties of
niet-standaardtekens in de organisatienaam worden daarbij genegeerd. Als de
naam van uw organisatie alleen uit niet-standaardtekens bestaat, wordt de
standaard DNS-naam voor het interne domein, smallbusiness.local, gebruikt.
Het interne domein is standaard zo ingesteld dat het lokale (of interne)
netwerk wordt gescheiden van het Internet (of het externe netwerk). Het
gebruik van het label .local voor de volledige DNS-naam voor het interne
domein levert een veiliger configuratie op, omdat het label .local niet
geregistreerd is voor gebruik op het Internet. Op die manier scheidt u het
interne domein van uw openbare Internet-domeinnaam. Bovendien zou het
gebruik van de extensie van uw geregistreerde Internet-domeinnaam
(bijvoorbeeld .com, .net of .biz) kunnen resulteren in problemen met de
naamomzetting.
-
Het wachtwoord voor de herstelmodus van directory-services wordt
gesynchroniseerd met het wachtwoord van de ingebouwde Administrator-account,
zodat u niet twee wachtwoorden hoeft te beheren. Als het wachtwoord van de
Administrator-account wordt gewijzigd, wordt automatisch ook het wachtwoord
voor de herstelmodus van directory-services bijgewerkt.
U gebruikt het wachtwoord voor de herstelmodus van directory-services
voor aanmelding bij een domeincontroller wanneer de computer wordt gestart
in de herstelmodus van directory-services. De herstelmodus van
directory-services is een veilige modus waarmee u een domeincontroller kunt
starten om het systeem te herstellen wanneer het hele systeem in het
ongerede is geraakt.
-
Het domein wordt ingesteld op het native
Windows 2000-functionaliteitsniveau (in Windows 2000 heette dit de native
modus) ter ondersteuning van de hulpprogramma's die bij Windows Small
Business Server worden geleverd. Op deze manier worden Active
Directory-functies als het lidmaatschap van universele groepen en geneste
groepen ingeschakeld. Dit functionaliteitsniveau vereist dat op alle
domeincontrollers in het domein Windows® 2000 Server of Windows Server™ 2003
wordt uitgevoerd.
-
Er wordt een nieuw groepsbeleidsobject gemaakt om het wachtwoordbeleid
uit te schakelen. Vervolgens kan een beheerder desgewenst het
wachtwoordbeleid configureren door de taak Wachtwoordbeleidsregels
configureren uit te voeren, die beschikbaar is in Serverbeheer, als het
gebruik van sterke gebruikerswachtwoorden vereist is.
-
Het besturingssysteem moet aan de volgende eisen voldoen:
-
De computer waarop Windows Small Business Server wordt uitgevoerd,
moet zich in de hoofdmap van het forest bevinden. Een forest is een
groepering of hiërarchische rangschikking van een of meer actieve
mapstructuren. Een mapstructuur is een groepering of hiërarchische
rangschikking van een of meer domeinen (zie afbeelding D.1). Uw Windows
Small Business Server-domein kan niet worden gemaakt als onderliggend
domein van een bestaand domein. Het Windows Small Business Server-domein
is een afzonderlijke mapstructuur in één afzonderlijk forest.
-
In het Windows Small Business Server 2003-domein kan er maar één
computer zijn waarop Windows Small Business Server wordt uitgevoerd. Als
u echter migreert van een eerdere versie van Small Business Server,
mogen er tijdens het servermigratieproces twee computers in het domein
aanwezig zijn waarop Small Business Server wordt uitgevoerd. Binnen 7
dagen moet u controleren of de nieuwe server goed functioneert en
vervolgens de oorspronkelijke server verwijderen. Er mogen wel extra
domeincontrollers aanwezig zijn waarop Windows 2000 of Windows
Server 2003 wordt uitgevoerd.
-
U kunt geen vertrouwensrelaties instellen tussen het Small Business
Server-domein en andere domeinen. Een vertrouwensrelatie is een logische
relatie tussen domeinen waarmee gebruikersaccounts en globale groepen
die in het ene domein zijn gedefinieerd, in een ander domein rechten en
machtigingen kunnen krijgen. De dubbele pijlen in afbeelding D.1 geven
de vertrouwensrelaties aan.

Afbeelding D.1 Active Directory-forest en Windows Small Business
Server-domein
Opmerking
-
Zie de Help-informatie bij Windows Server 2003, Standard Edition, op
de Microsoft-website(http://www.microsoft.com/)
voor meer informatie over Active Directory.
Dubbelklik in de Help-informatie op Active Directory en
vervolgens op Concepts.
DNS
Ter ondersteuning van Active Directory® en met het oog op de afhandeling van
DNS-query's (Domain Name System) over lokale netwerkbronnen, wordt de DNS
Server-service geïnstalleerd en geconfigureerd. Een lokale DNS-server verbetert
de prestaties bij de afhandeling van query's over lokale netwerkbronnen,
aangezien hiervoor geen externe query's hoeven te worden verzonden naar de
DNS-servers van uw Internet-provider (ISP). Voor de afhandeling van query's over
Internet-bronnen, wordt de DNS-server zo geconfigureerd dat dergelijke query's
worden doorgestuurd naar de DNS-servers van uw Internet-provider. Door de
DNS-servers van uw Internet-provider te gebruiken voor naamomzetting, hoeft u
geen DNS-bronrecords te beheren voor Internet-bronnen.
Als onderdeel van de DNS-configuratie van de server worden tijdens Setup de
volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
De basiszone die automatisch wordt gemaakt bij de installatie van DNS
verwijderd en wordt DNS zo geconfigureerd dat alleen wordt geluisterd naar
DNS-query's die afkomstig zijn van het lokale netwerk. Dit wordt gedaan om
te voorkomen dat uw DNS-server query's afhandelt over bronnen op het
Internet.
-
De binding tussen de DNS-server en de externe netwerkadapter wordt
verbroken om te voorkomen dat de interne DNS-records beschikbaar zijn op het
Internet.
-
Er wordt een reverse lookup-zone gemaakt voor het lokale subnet om
ervoor te zorgen dat uw DNS-server de reverse query's van de lokale
clientcomputer kan afhandelen. Een reverse query zet het IP-adres om in de
FQDN-hostnaam van uw server.
-
De wizard E-mail en Internet-verbinding configureren stelt de
DNS-serveradressen voor het uw externe netwerkadapter in op het IP-adres van
uw lokale netwerkadapter, zodat aanvragen voor naamomzetting die bedoeld
zijn voor het Internet worden doorgestuurd naar de DNS-servers van uw
Internet-provider. Bovendien worden er doorstuurservers gemaakt om de
effectiviteit van de omzetting van interne namen te verbeteren en om te
voorkomen dat interne hostgegevens wordt uitgestuurd over het Internet.
Als u de DNS-servers van uw Internet-provider niet wilt gebruiken, moet u
in plaats daarvan aanbevolen basisservers gebruiken voor DNS-aanvragen. Het
is aan te raden om DNS-servergegevens te gebruiken als deze beschikbaar zijn
bij de Internet-provider. Klik op Start en vervolgens op Help en
ondersteuning voor meer informatie over aanbevolen basisservers (nadat
Setup is voltooid).
Opmerking
-
Ook wanneer u een lokale DNS-server gebruikt, kunt u op de server
websites hosten die beschikbaar zijn op het Internet. Klik op Start,
klik op Help en ondersteuning en zoek vervolgens naar "Hosts voor een
Internet-site" voor meer informatie (nadat Setup is voltooid).
Als u uw eigen website onderbrengt op de server en uw Internet-provider
van u verlangt dat u zelf een DNS-server op het Internet opzet, is het
raadzaam een tweede Windows-server te installeren. Het gebruik van Windows
Small Business Server 2003 voor een DNS-server die wordt gepubliceerd op het
Internet vormt een veiligheidsrisico voor het lokale netwerk. Voor meer
informatie zoekt u naar het artikel 254680 in de Microsoft Knowledge Base op
de Microsoft-website
(http://support.microsoft.com/).
DHCP
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een TCP/IP-serviceprotocol dat
het mogelijk maakt IP-adresleases dynamisch toe te wijzen en andere
configuratieparameters door te geven aan clientcomputers. Via de DHCP-server
kunt u op een gestandaardiseerde manier het proces beheren dat ervoor zorgt dat
DHCP-clientcomputers een IP-adres kunnen verkrijgen.
Als er tijdens Setup een bestaande DHCP Server-service in het netwerk wordt
aangetroffen, wordt u gevraagd of u het bestaande apparaat wilt gebruiken of
door Setup de DHCP Server-service wilt laten installeren en configureren die
deel uitmaakt van Windows Small Business Server 2003.
Wanneer deze vraag verschijnt, schakelt u het bestaande apparaat uit en
gebruikt u de DHCP Server-service die wordt geleverd bij Windows Small Business
Server 2003. Op die manier weet u zeker dat Setup de DHCP Server-service op de
juiste manier kan configureren voor uw netwerk. Hoewel Setup
DHCP-serverinstellingen kan configureren op apparaten die UPnP (Universal Plug
and Play) ondersteunen, ondersteunen niet alle DHCP-serverapparaten alle
DHCP-instellingen die Setup voor uw netwerk configureert. Als uw bestaande
DHCP-server UPnP niet ondersteunt, moet u daarnaast de opties voor de DHCP-scope
handmatig instellen op de manier die wordt beschreven in bijlage C,
"Instellingen van netwerkconfiguratie".
Belangrijk
-
Als u een bestaand apparaat hebt waarop een DHCP Server-service wordt
uitgevoerd die u wilt blijven gebruiken, moet u ervoor zorgen dat het
apparaat is ingeschakeld en is verbonden met het netwerk, voordat u Setup
start.
-
Als u de DHCP Server-service wilt gebruiken die deel uitmaakt van
Windows Small Business Server 2003, schakelt u de bestaande DHCP-server pas
uit wanneer dat tijdens Setup wordt aangegeven. Anders kan Setup het
IP-adresbereik dat momenteel wordt gebruikt in het lokale netwerk namelijk
niet detecteren.
Als DHCP is geconfigureerd op de server, wordt het tijdens Setup als volgt
geconfigureerd:
-
De DHCP Server-service wordt alleen gebonden aan de interne
netwerkadapter om te voorkomen dat de DHCP-server reageert op
IP-adresaanvragen van clients op het Internet.
-
Op de volgende wijze wordt de DHCP-scope geconfigureerd voor de
DHCP-server die wordt geleverd bij de server of een DHCP-apparaat dat UPnP
ondersteunt:
-
De router-optie wordt ingesteld op het IP-adres van de lokale
netwerkadapter van de server om de standaardgateway te definiëren die
wordt gebruikt door clientcomputers. Als er echter maar één
netwerkadapter op de server is en u een router gebruikt om verbinding te
maken met het Internet, wordt de standaardgateway ingesteld op het
IP-adres van de interne interface van de router.
-
De DNS-serveroptie van clientcomputers wordt ingesteld op het
IP-adres van de lokale netwerkadapter van de server om clientcomputers
te voorzien van naamomzettingsservices voor het lokale netwerk.
-
De DNS-domeinnaamoptie wordt ingesteld op de volledige DNS-naam voor
het interne domein (bijvoorbeeld smallbusiness.local) om clientcomputers
te voorzien van de FQDN-naam (Fully Qualified Domain Name) van het
lokale netwerk.
-
De volgende instellingen worden alleen geconfigureerd voor de
DHCP-serverscope op de computer waarop Windows Small Business Server 2003
wordt uitgevoerd:
-
De WINS-serveroptie (Windows Internet Name Service) wordt ingesteld
op het IP-adres van de lokale netwerkadapter van de server om te
voorzien in naamomzettingsservices voor het lokale netwerk voor
clientcomputers waarop Microsoft® Windows® 98 en eerdere versies of
Windows NT® 4.0 eerdere versies worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de
optie voor het WINS-knooppunttype ingesteld op hybrid (h-node), waardoor
onnodig broadcast-verkeer wordt voorkomen.
-
De eerste 10 IP-adressen in de adresgroep worden niet door de
DHCP-server uitgegeven zodat er beschikbare IP-adressen overblijven voor
printers en andere servers die een statisch adres nodig hebben.
Omdat clientcomputers waarop Microsoft® Windows® 2000 Professional en
Windows XP Professional worden uitgevoerd hun DNS-namen automatisch bijwerken en
registreren bij de DNS-server en omdat WINS is geïnstalleerd voor
clientcomputers waarop Microsoft® Windows® 98 en eerdere versies worden
uitgevoerd, worden dynamische updates via DHCP niet ingeschakeld.
Hoewel u statische IP-adressen kunt toewijzen aan clientcomputers in plaats
van een DHCP-service te gebruiken, wordt dit niet aanbevolen. Het toewijzen van
statische IP-adressen kan leiden tot meer werk voor de netwerkbeheerder.
Daarnaast kunt u in dat geval niet de netwerkinstallatie gebruiken die deel
uitmaakt van de hulpprogramma's voor de server om automatisch clientcomputers te
configureren waarop Windows 2000 Professional of Windows XP Professional wordt
uitgevoerd.
Internet Information Services
Microsoft® Internet Information Services (IIS) wordt geïnstalleerd ter
ondersteuning van webservices. Dit zijn onder meer Microsoft® Windows®
SharePoint™ Services (uw intranet), Outlook® Web Access (toegang tot e-mail via
het web), Outlook® Mobile Access (toegang tot e-mail via het web voor mobiele
apparaten) en Externe Internet-werkplek.
De configuratie van IIS wordt tijdens Setup als volgt gewijzigd:
-
Er wordt een nieuwe virtuele server gemaakt voor Windows SharePoint
Services, genaamd "companyweb". Anonieme toegang tot de site wordt
uitgeschakeld.
-
SSL (Secure Sockets Layer) wordt geconfigureerd ter verbetering van de
beveiliging van de communicatie tussen uw webserver en webbrowsers.
-
De standaardwebsite voor IIS wordt zo geconfigureerd dat alleen wordt
gereageerd op verzoeken van het lokale netwerk.
-
Met de wizard E-mail en Internet-verbinding configureren worden de
volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
Het maximum aantal binnenkomende verbindingen voor webaanvragen dat
tot stand mag worden gebracht met de standaardwebsite of de site
companyweb voor Windows SharePoint Services wordt ingesteld op 500. Dit
komt de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van het systeem ten goede
doordat het risico van DoS-aanvallen (Denial-of-Service) tegen uw
website zo kan worden beperkt.
-
Daarnaast kunt u gebruikers met de juiste machtigingen vanaf het
Internet toegang verlenen tot webservices op de server, bijvoorbeeld
Outlook Web Access.
-
Omdat diverse webservices automatisch zo worden geconfigureerd dat
gebruikers verbinding moeten maken via SSL, wordt er een ISAPI-filter
(Sbsflt.dll) geïnstalleerd. Een ISAPI-filter is een API (Application
Programming Interface) die zich bevindt op een server en zorgt voor het
starten van softwareservices die speciaal op Windows-besturingssystemen
zijn afgestemd. Het filter zorgt ervoor dat gebruikers die verbinding
maken met de webserver door http:// (een niet-beveiligde
verbinding) te typen automatisch worden omgeleid naar https://
(een beveiligde verbinding) voor services die https:// vereisen.
Als u besluit Microsoft® Internet Security and Acceleration (ISA) Server 2000
te gebruiken als firewall, worden ook de volgende wijzigingen aangebracht in
IIS:
-
Het delen van sockets wordt uitgeschakeld. Hierdoor kan ISA Server poort
80 gebruiken voor het controleren van binnenkomende webaanvragen.
-
Het stuurprogramma http.sys wordt zo geconfigureerd dat het alleen wordt
gebonden aan de lokale netwerkadapter en de loopback-adapter. Hierdoor
luistert IIS alleen naar webaanvragen van de lokale netwerkadapter. Hierdoor
kan ISA Server binnenkomende webaanvragen van het Internet controleren.
Firewall-configuratie
Als u het lokale netwerk wilt beveiligen tegen ongeoorloofde toegang vanaf
het Internet, moet u een firewall, NAT (Network Address Translation) en
routeringsservices configureren. Een firewall beschermt uw lokale netwerk tegen
ongeoorloofde toegang vanaf het Internet doordat alleen het netwerkverkeer dat u
opgeeft het lokale netwerk kan bereiken. Aangezien het aanbeveling verdient
particuliere (niet-routeerbare) IP-adressen te gebruiken voor het lokale
netwerk, moet de NAT-service worden gebruikt voor het omzetten van de
particuliere IP-adressen in openbare IP-adressen wanneer vanaf clientcomputers
verbinding wordt gemaakt met het Internet. De routeringservice verzorgt het
doorsturen van de Internet-aanvragen naar en van het lokale netwerk. Op deze
manier wordt het apparaat waarop NAT actief is gebruikt als adresfilter, wat de
netwerkbeveiliging ten goede komt. Zie bijlage B, "Over uw netwerk", voor meer
informatie.
Tijdens Setup wordt automatisch de Routing and Remote Access-service
geïnstalleerd om ervoor te zorgen dat deze services in het lokale netwerk
beschikbaar zijn. Vervolgens wordt met behulp van de wizard E-mail en
Internet-verbinding configureren de Routing and Remote Access-service
geconfigureerd en aangepast aan de eisen van uw bedrijf. Het is ook mogelijk dat
de wizard detecteert dat u een bestaand firewall-apparaat hebt in het netwerk
dat UPnP (Universal Plug and Play) ondersteunt. In dat geval worden de
instellingen van het apparaat geconfigureerd overeenkomstig de eisen van uw
lokale netwerk. Als het apparaat UPnP niet ondersteunt of als de standaard
waarop het UPnP-apparaat gebaseerd is niet wordt ondersteund door de wizard,
moet u de firewall-instellingen handmatig configureren. Zie het gedeelte
"Configuratie-instellingen voor een bestaand firewall-apparaat" in bijlage C
voor meer informatie.
De Routing and Remote Access-service of een UPnP-firewall wordt als volgt
geconfigureerd wanneer u de wizard E-mail en Internet-verbinding configureren
uitvoert:
-
Een standaardset services die vereist zijn voor de verbinding met het
Internet mag de firewall automatisch passeren. Klik op Start, klik op
Help en ondersteuning en zoek naar "Firewall-instellingen voor
Windows Small Business Server" voor meer informatie over de standaardset
services.
-
Als u Internet-gebruikers met de juiste machtigingen toegang geeft tot
de standaardwebsite van uw webserver of de services die u opgeeft, wordt de
firewall zo geconfigureerd dat de poortnummers worden doorgestuurd waarlangs
de opgegeven services kunnen passeren. U kunt nog meer services opgeven die
u wilt toelaten door de firewall.
Exchange
Microsoft® Exchange Server 2003 maakt het mogelijk e-mailberichten te
verzenden en te ontvangen via Internet en intranet. Exchange sluit naadloos aan
op Microsoft® Office Outlook® 2003 en kan als zodanig worden gebruikt voor het
plannen van vergaderingen en het delen van gegevens over contactpersonen.
Daarnaast biedt Exchange gebruikers de mogelijkheid om op afstand via het
Internet toegang te krijgen tot hun e-mailberichten, agenda en lijst met
contactpersonen via Outlook Web Access of Outlook Mobile Access.
Als onderdeel van Setup en met de wizard E-mail en Internet-verbinding
configureren worden de volgende configuratie-instellingen doorgevoerd in
Exchange:
-
De termijn voor het bewaren van verwijderde items wordt ingesteld op 30
dagen. U kunt deze waarde echter wijzigen of in- of uitschakelen door de
wizard Back-up uit te voeren.
-
Circulaire logboekregistratie wordt ingeschakeld om de benodigde
schuifruimte voor stationsopslag te verminderen. Dit is de aanbevolen
configuratie als er geen back-upoplossing is geconfigureerd. Wanneer u de
wizard Back-up uitvoert, wordt circulaire logboekregistratie uitgeschakeld
aangezien de Exchange-logboeken na elke back-up worden verwijderd.
-
Het time-outinterval voor niet-actieve gebruikerssessies wordt ingesteld
op 10 minutens, tenzij u deze instelling eerder hebt geconfigureerd.
-
Het postvakquotum voor elke gebruiker wordt ingesteld op een bovengrens
van 200 MB (megabyte) om de hoeveelheid schijfruimte te beperken die wordt
gebruikt voor de postvakken van de afzonderlijke gebruikers. Er wordt een
waarschuwingsbericht gestuurd naar de gebruiker wanneer de gebruikte
hoeveelheid schijfruimte de 175 MB overschrijdt.
-
Microsoft Connector for POP3 Mailboxes wordt geïnstalleerd. Met de
wizard E-mail en Internet-verbinding configureren of POP3-verbindingsbeheer
kunt u POP3-postvakken opgeven die worden gedownload naar
Exchange-postvakken.
-
De volgende wijzigingen kunnen alleen worden doorgevoerd met de wizard
E-mail en Internet-verbinding configureren:
-
Alleen clientcomputers met een IP-adres uit het bereik met
IP-adressen voor het lokale netwerk of geverifieerde gebruikers, mogen
e-mail doorsturen via de virtuele SMTP-server. Op die manier kan e-mail
worden verzonden vanaf interne e-mailclients die niet worden
geverifieerd.
-
Bijlagen bij e-mailberichten die via het Internet worden ontvangen,
kunnen worden verwijderd. U kunt ook een map opgeven waarin de
verwijderde e-mailbijlagen worden opgeslagen.
-
Het aantal uitgaande verbindingen wordt beperkt tot 10. Zo wordt
voorkomen dat Exchange een overmaat aan netwerkbandbreedte voor zich
opeist.
-
Het maximum aantal gelijktijdige verbindingen voor de aflevering van
binnenkomende berichten wordt ingesteld op 500. Dit komt de prestaties
en de betrouwbaarheid van de server ten goede.
-
Het beleid voor standaardontvangers wordt ingesteld op de naam van
uw e-maildomein voor SMTP-e-mailadressen. Het e-maildomein wordt
gebruikt als het e-mailadres voor gebruikers die e-mail naar het
Internet verzenden. Als uw de naam van uw e-maildomein bijvoorbeeld
wingtiptoys.com is, is Chris@wingtiptoys.com een mogelijk e-mailadres.
-
Er wordt een SMTP-connector gemaakt voor het verzenden en ontvangen
van e-mail via het Internet op basis van de selecties die u in de wizard
hebt opgegeven.
Windows SharePoint Services
Dankzij Microsoft® Windows® SharePoint™ Services, een onderdeel van Windows
Small Business Server 2003, kan uw bedrijf beschikken over een vooraf
geconfigureerd intranet.
Tijdens Setup wordt Windows SharePoint Services als volgt geconfigureerd:
-
Er wordt een aangepaste website voor het intranet van uw bedrijf gemaakt
op http://companyweb. Bovendien wordt aan de site voorbeeldinformatie
toegevoegd in de vorm van lijsten, documentbibliotheken en documenten, ter
illustratie van de gebruiksmogelijkheden van de intranetsite. Er wordt een
nieuwe virtuele server gemaakt, die is gebonden aan een host-header van
http://companyweb en poort 80. Er wordt een cname-bronrecord voor DNS
gemaakt voor http://companyweb.
-
Wanneer u een gebruiker maakt met de wizard Gebruiker toevoegen, wordt
deze automatisch lid van een SharePoint-sitegroep. Via dit lidmaatschap
wordt de toegang tot de intranetsite geregeld. Deze sitegroeplidmaatschappen
worden overgenomen van de sjabloon aan de hand waarvan de gebruiker is
gemaakt. Beheerders en hoofdgebruikers worden lid gemaakt van de sitegroep
Administrators, waardoor zij onbeperkte toegang tot de website hebben. Alle
andere gebruikers worden lid gemaakt van de sitegroep Webontwerpers en
kunnen documenten op de site lezen, toevoegen en wijzigen, en de lay-out van
de site wijzigen.
-
Als de faxservice is geïnstalleerd, wordt de documentbibliotheek
Binnenkomende faxen gemaakt. Vervolgens kunt u als onderdeel van de
configuratie van de Gedeelde fax-service instellen dat binnenkomende faxen
worden doorgeleid naar deze documentbibliotheek. Vervolgens kunnen
gebruikers zich abonneren op de documentbibliotheek Binnenkomende faxen en
worden ze via e-mail gewaarschuwd wanneer er faxen worden ontvangen.
-
Als Exchange is geïnstalleerd, wordt de waarschuwingsservice
geconfigureerd. Op die manier kunnen gebruikers met een abonnement op
documentbibliotheken via e-mail worden gewaarschuwd wanneer er een document
in de bibliotheek wordt toegevoegd of gewijzigd.
-
Er wordt een exemplaar van Microsoft Data Engine (MSDE) geïnstalleerd
als de database die voor Windows SharePoint Services wordt gebruikt.
-
De site voor centraal beheer van SharePoint wordt ingesteld op poort
8081. Beheerders kunnen bijvoorbeeld verbinding met deze site maken door
http://localhost/8081 te typen.
-
De eigendom van de site wordt toegewezen aan de account die wordt
gebruikt terwijl Setup wordt geïnstalleerd. Dit is doorgaans de
Administrator-account.
Clientconfiguratie
In het volgende gedeelte worden de automatische configuratiebewerkingen
beschreven die worden uitgevoerd als onderdeel van de clientinstallatie voor
clientcomputers waarop Windows XP Professional en Windows 2000 Professional
worden uitgevoerd, op basis van aanbevolen implementaties.
Belangrijk
Configuratie van clientnetwerk
Als u via de Takenlijst eenmaal gebruikers en computers hebt toegevoegd, gaat
u naar de clientcomputer, opent u Internet Explorer en typt u http://
Servernaam /connectcomputer (waarbij Servernaam de naam is van
de computer waarop Windows Small Business Server wordt uitgevoerd). Klik op
Nu verbinding met het netwerk maken en volg de aanwijzingen in de wizard
Netwerk configureren van Small Business Server om de netwerkinstellingen te
configureren voor uw clientcomputers. Wanneer u de wizard uitvoert, moet zijn
voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
U moet zijn aangemeld als lid van de lokale beveiligingsgroep
Administrators op de clientcomputer.
-
Er kan maar één netwerkadapter worden ingeschakeld en geconfigureerd
voor de verbinding met het lokale netwerk.
-
TCP/IP, Client voor Microsoft-netwerken en Bestands- en printerdeling
voor Microsoft-netwerken moeten zijn geïnstalleerd en gebonden aan de
netwerkadapter. TCP/IP is zo geconfigureerd dat automatisch een IP-adres en
DNS-serveradressen worden opgevraagd.
Configuratie van clienttoepassingen
Nadat de toepassingen zijn geïnstalleerd die zijn gedistribueerd met de
wizard Computer instellen, worden deze geconfigureerd voor elke gebruiker en
voor het lokale netwerk. Hierbij worden de volgende instellingen geconfigureerd:
Microsoft Internet Explorer 6 Service Pack 1
Internet Explorer 6 wordt gebruikt als webbrowser voor clientcomputers.
Tijdens de installatie van de client wordt Internet Explorer 6 als volgt
geconfigureerd:
Microsoft Office Outlook 2003Met Outlook 2003 kunnen de dagelijkse informatiestromen vanaf een centrale
locatie in goede banen worden geleid en beheerd, van e-mail en agenda's tot
contactpersonen en takenlijsten. Tijdens de installatie van de client wordt
Outlook 2003 als volgt geconfigureerd:
-
Er wordt een gebruikersprofiel gemaakt en geconfigureerd voor gebruik
van Exchange Server 2003. In dit profiel worden de Exchange-verbindingen en
informatie over de account opgegeven.
-
Als de clientcomputer bestaande profielen bevat, wordt de optie voor het
gebruik van Exchange toegevoegd en wordt er een nieuw profiel gemaakt voor
standaardgebruik. Van het oude profiel wordt een reservekopie gemaakt.
-
Als u opgeeft dat de clientcomputer extern wordt gebruikt, wordt
Outlook 2003 geconfigureerd voor uitvoering in de cachemodus.
FaxclientFaxclient stelt gebruikers in staat faxen rechtstreeks vanaf de pc te
versturen. Afhankelijk van hun machtigingen kunnen gebruikers de status van
faxen in de wachtrij bekijken of faxen annuleren. Tijdens de installatie van de
client wordt Faxclient als volgt geconfigureerd:
- Outlook wordt geconfigureerd voor het verwerken van faxen.
|