






| |
Instellingen van netwerkconfiguratie
Vele kleine en middelgrote bedrijven beschikken al over een bestaand
firewallapparaat voor hun lokale netwerk wanneer zij Microsoft® Windows® Small
Business Server 2003 aanschaffen. Vaak kennen deze apparaten ook IP-adressen toe
aan de clientcomputers. Als u een andere firewall (bijvoorbeeld, een
hardwareoplossing) gebruikt dan de firewall die deel uitmaakt van Windows Small
Business Server 2003, en het gebruikte apparaat biedt geen ondersteuning voor
Universal Plug and Play (UPnP), moet u handmatig de vereiste instellingen
configureren.
Configuratie-instellingen voor een bestaand firewallapparaat
Een firewall beschermt uw lokale netwerk tegen onrechtmatige internettoegang.
Als u de firewallservice van Windows Small Business Server 2003 niet gebruikt,
moet u een firewallapparaat gebruiken op het lokale netwerk. Daarnaast moet de
configuratie van het firewallapparaat worden voorzien van de vereiste
instellingen voor uw lokale netwerk. Als het apparaat UPnP (Universal Plug and
Play) ondersteunt, kan de wizard E-mail en Internet-verbinding configureren het
apparaat automatisch configureren. Als het apparaat UPnP niet ondersteunt, moet
u op het apparaat handmatig de vereiste instellingen configureren.
Als het firewallapparaat tevens dienst doet als router om verbinding te maken
met internet en uw server gebruikt twee netwerkadapters (een voor de verbinding
met internet en een voor de verbinding met het lokale netwerk), kunt u de
firewallservice van de router, die van Windows Small Business Server 2003, of
beide gebruiken.
Services die toegankelijk moeten zijn via het firewallapparaat
Als u een van de volgende services uitvoert op uw server, moet u de
poortnummers doorsturen zodat de services worden doorgelaten door de firewall.
Het protocoltype bij elk van de services in de volgende tabel is Transmission
Control Protocol (TCP). Configureer de juiste instellingen op de firewall
volgens de volgende tabel.
Service
|
TCP-poortnummer
|
Doel |
E-mail
|
25 |
Staat inkomend en uitgaand SMTP-verkeer (Simple Mail Transfer Protocol) toe zodat Exchange e-mail via internet kan verzenden en ontvangen. |
Webserver |
80 (voor http://) en 443 (voor https://) |
Staat gebruikers op internet toegang toe tot de standaardwebsite of bepaalde websiteservices. Poort 80 is vereist voor HTTP-verzoeken voor uw site en poort 443 is vereist voor HTTPS-verzoeken met Secure Sockets Layer (SSL), waarmee communicatie vanaf uw server en een webbrowser wordt beveiligd.
Enkele websiteservices die poort 80 en/of poort 443 gebruiken, zijn:
-
Outlook® Web Access, waarmee gebruikers toegang kunnen hebben tot hun e-mail vanaf internet met een webbrowser. Voor deze service moeten gebruikers https:// typen om een veilige verbinding te maken vanaf een webbrowser met de webserver.
-
Rapporten van serverprestaties en servergebruik, die gedetailleerde informatie bevatten over de algehele status en het gebruik van uw server. Gebruikers kunnen een verbinding maken met deze service via een http://- of https://-verbinding.
-
Outlook Mobile Access, waarmee gebruikers toegang kunnen hebben tot hun e-mail vanaf een mobiel apparaat.
Enkele websiteservices die poort 80 gebruiken, zijn:
-
De bedrijfswebsite (wwwroot), waarmee gebruikers toegang kunnen hebben tot de internetwebsite van het bedrijf vanaf internet.
-
Outlook via internet, waarmee gebruikers externe toegang kunnen hebben tot hun e-mail vanaf een clientcomputer op internet met Microsoft® Office Outlook® 2003, zonder dat zij hiervoor een VPN-verbinding (virtueel particulier netwerk) hoeven te maken. Outlook maakt verbinding met een Exchange-server via internet met gebruikmaking van RPC (remote procedure call) via HTTP.
Voor het gebruik van deze webservice moeten de clientcomputers voldoen aan de vereisten. Klik op Informatie en antwoorden op de Externe Internet-werkplek voor meer informatie over het configureren van de clientcomputers. Zie 'Extern verbinding maken met de server' in Help en ondersteuning voor meer informatie over toegang tot de Externe Internet-werkplek.
Opmerking
|
Windows SharePoint Services-intranetsite |
444 |
Hiermee kunnen gebruikers toegang krijgen tot de website op het intranet die is gemaakt door Microsoft® Windows® SharePoint™ Services. Voor het beveiligen van communicatie vanaf uw server en een webbrowser is poort 444 vereist.
Gebruikers moeten https:// typen om een beveiligde verbinding te maken met de website op het intranet vanaf internet. Gebruikers op het lokale netwerk kunnen http:// gebruiken. Als u sites maakt onder de site http://bedrijfsweb/ in Windows SharePoint Services, zijn deze sites ook toegankelijk voor internet wanneer u toegang toestaat tot de website op het intranet. Opmerking
|
Externe Internet-werkplek |
4125 en 443 |
Hiermee kunnen aangewezen gebruikers:
-
Een verbinding maken met het lokale netwerk vanuit Outlook Web Access.
-
Een directe webverbinding met Extern bureaublad maken met clientcomputers op het lokale netwerk.
-
De Windows SharePoint Services-intranetsite gebruiken.
-
Verbindingsbeheer downloaden om de externe clientcomputer te configureren voor externe toegang.
Voor deze service moeten gebruikers https:// typen om een veilige verbinding te maken vanaf een webbrowser met de webserver. Opmerking
|
Virtueel particulier netwerk (VPN)
|
1723 |
Hiermee kunnen externe clients een beveiligde verbinding maken met het netwerk en bronnen gebruiken op dezelfde manier als bij een lokale verbinding met de client. |
Terminal Services |
3389 |
Hiermee kunnen externe clients een verbinding maken met de server via Terminal Services. |
FTP (File Transfer Protocol)
|
21 |
Maakt FTP-verbindingen (File Transfer Protocol) mogelijk met de server.
Opmerking
|
Instellingen configureren voor een bestaande DHCP Server-service op uw
netwerkInternet Protocol (IP)-adressen voor clientcomputers kunnen dynamisch worden
toegewezen of er kan gebruik worden gemaakt van statische IP-adressen. Het gebruik van Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) om instellingen
van IP-adressen toe te wijzen aan clientcomputers maakt het beheer van de
adressen van uw lokale netwerk een stuk eenvoudiger. Als in het lokale netwerk
een bestaand apparaat is opgenomen waarmee IP-adressen worden toegewezen aan
clientcomputers met gebruikmaking van DHCP, moet de configuratie van dit
apparaat worden voorzien van de benodigde instellingen voor uw lokale netwerk.
Als het apparaat Universal Plug and Play (UPnP) ondersteunt, wordt u tijdens
Setup gevraagd het apparaat automatisch te laten configureren. Als het apparaat
UPnP niet ondersteunt of als de door het UPnP-apparaat gebruikte standaard niet
wordt ondersteund door Setup, moet u de DHCP-instellingen handmatig configureren
zoals beschreven in het gedeelte "Te configureren instellingen voor een
bestaande DHCP Server-service". U kunt ervoor kiezen gebruik te maken van de DHCP Server-service die deel
uitmaakt van Windows Small Business Server 2003. Als u deze service gebruikt,
moet u het bestaande DHCP-serverapparaat pas uitschakelen wanneer hiervoor een
aanwijzing verschijnt van Setup. Zodoende kan Setup het bereik vaststellen van
de IP-adressen die al worden gebruikt op het netwerk.
Belangrijk
Als u ervoor kiest statische IP-adressen toe te wijzen voor clientcomputers,
moet u handmatig een IP-adres configureren voor elke clientcomputer op basis van
de richtlijnen voor het configureren van DHCP. Klik achtereenvolgens op Start
en op Help en ondersteuning en zoek vervolgens naar "TCP/IP instellen"
voor meer informatie over het statisch toewijzen van een IP-adres. Te configureren instellingen voor een bestaande DHCP Server-serviceU moet de instellingen als volgt configureren om ervoor te zorgen dat de DHCP
Server-service juist is geconfigureerd voor uw lokale netwerk:
-
Maak een DHCP-bereik met gebruikmaking van de opties die zijn beschreven
in het gedeelte "Opties voor het DHCP-bereik voor een bestaand
DHCP-apparaat". Het bereik moet voldoende IP-adressen hebben voor alle
clientcomputers, extra services en netwerkapparaten waarvoor een IP-adres
nodig is in uw lokale netwerk. Voeg een extra IP-adres toe aan dit bereik
voor elke externe gebruiker waarvoor u externe verbinding met uw lokale
netwerk wilt toestaan, en nog een IP-adres voor de RAS-server.
-
Sluit het IP-adres uit van de netwerkadapter die wordt gebruikt voor de
verbinding met het lokale netwerk. Hierdoor bent u ervan verzekerd dat dit
adres niet zal worden doorgegeven door de DHCP-server aan een
clientcomputer. Als uw netwerk andere apparaten bevat die een statisch
IP-adres gebruiken, moeten deze ook worden uitgesloten van het bereik.
Verder wordt het aanbevolen een uitsluiting te maken van 5 tot 10
IP-adressen voor het geval u later een statisch IP-adres moet toewijzen aan
een ander apparaat.
Opmerking
Opties voor het DHCP-bereik voor een bestaand DHCP-apparaatAls de DHCP Server-service beschikt over een of meer van de volgende
DHCP-opties, moet u de opties configureren volgens de volgende tabel.
Optie |
Beschrijving
|
Noteer hier de waarde |
Router (standaardgateway) |
Bepaalt de standaardgateway die wordt gebruikt door clientcomputers.
-
Geef, als de computer waarop Windows Small Business Server 2003 wordt uitgevoerd, twee netwerkadapters heeft, het IP-adres op van de lokale-netwerkadapter van de server.
-
Als de computer waarop Windows Small Business Server 2003 wordt uitgevoerd, slechts één netwerkadapter heeft en u gebruikt een routerapparaat voor de verbinding met internet, geeft u het IP-adres op van de interne interface van de router.
|
____________________ |
DNS (Domain Name Service)-server |
Biedt clientcomputers naamomzettingsservices voor het lokale netwerk.
Geef het IP-adres op van de lokale-netwerkadapter van de computer waarop Windows Small Business Server 2003 wordt uitgevoerd. |
____________________ |
DNS-domeinnaam |
Biedt clientcomputers de volledige domeinnaam (fully qualified domain name oftewel FQDN) voor het lokale netwerk.
Geef de volledige DNS-naam op voor het interne domein van het lokale netwerk. Als u bijvoorbeeld de standaard volledige DNS-naam hebt gebruikt voor het interne domein, is dit de naam van uw organisatie met de label .local, bijvoorbeeld wingtiptoys.local. |
____________________ |
WINS (Windows Internet Name Service)-server |
Biedt naamomzetting voor het lokale netwerk voor computers met Microsoft® Windows NT® Server 4.0 en eerder en Windows® 98 en eerder.
Als de DHCP-server beschikt over de optie om een WINS-serveroptie in te stellen, geeft u het IP-adres op van de computer waarop Windows Small Business Server wordt uitgevoerd. |
____________________ |
WINS-knooppunttype |
Voorkomt onnodig uitzendingsverkeer.
Als de DHCP-server beschikt over de optie om een WINS-server in te stellen, geeft u bij het WINS-knooppunttype hybrid of h-node (0x8) op. |
____________________ | |